-
1 accuse of callousness
beschuldigen van harteloosheid,beschuldigen van ongevoeligheid -
2 bring a charge against
-
3 charge with
beschuldigen van- -
4 charge
n. prijs; verantwoordelijkheid; lading; beschuldiging--------v. rekenen (ook bij een betaling); gebieden; beginnen; opladen (ook van geweer); declarerencharge1[ tsja:dzj]3 prijs ⇒ kost(en), schuld4 iets/iemand waarvoor men verantwoordelijk is ⇒ pupil, beschermeling♦voorbeelden:face a charge of theft • terechtstaan wegens diefstalarrest someone on a charge of murder • iemand arresteren op beschuldiging van moord1 zorg ⇒ hoede, leiding♦voorbeelden:I've got charge of this class • ik heb de leiding in deze klastake charge of • de leiding nemen over, zich belasten metin charge of • verantwoordelijk voorin/under the charge of • onder de hoede van————————charge22 opladen ⇒ laden, vullen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bevelen ⇒ opdragen, instrueren♦voorbeelden:charge something (up) to/against one's account • iets op zijn rekening laten schrijven -
5 frame
n. lijst; montuur; kozijn; bouw; lichaamsbouw; humeur; beeld (in film); (op internet) protocol dat "gegevenspakket" bevat met adresveld en slotveld--------v. ontwerpen, uitdenken, formuleren, vormen, verzinnen; inlijsten, omlijsten; (iem.) erin luizen, (opzettelijk) vals beschuldigenframe1[ freem] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 (het dragende) geraamte 〈 van een constructie〉 ⇒ skelet 〈 houtbouw〉; frame 〈 van fiets〉; raamwerk, chassis2 〈 benaming voor〉 omlijsting ⇒ kader, kozijn; 〈 ook meervoud〉 montuur 〈 van bril〉; raam 〈 van venster, weeftoestel e.d.〉3 achtergrond ⇒ omgeving, omlijsting4 lichaam ⇒ gestel, bouw♦voorbeelden:————————frame2〈 werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 vorm geven aan ⇒ ontwerpen, uitdenken; formuleren, uitdrukken; vormen, vervaardigen; verzinnen, zich inbeelden2 inlijsten ⇒ omlijsten, als achtergrond dienen voor3 het geraamte in elkaar zetten van ⇒ bouwen, construeren♦voorbeelden:1 the government framed a plan for fighting inflation • de regering ontwierp een plan voor de inflatiebestrijding -
6 impeach
v. beschuldigen, in staat van beschuldiging stellen[ impie:tsj]2 〈 juridisch〉 beschuldigen ⇒ in staat van beschuldiging stellen 〈 bijvoorbeeld de president van de USA〉♦voorbeelden: -
7 incriminate
-
8 accuse falsely
vals beschuldigen van een misdaad, onterecht de schuld geven van, onterecht beschuldigen -
9 accusation
n. aanklacht[ ækjoezeesjn]♦voorbeelden:be under an accusation of murder • beschuldigd worden van moord -
10 accuse
v. aanklagen[ əkjoe:z]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beschuldigen ⇒ aanklagen, aan de kaak stellen♦voorbeelden: -
11 arraign
v. aanklagen; voor het gerecht brengen[ əreen] 〈zelfstandig naamwoord: arraignment〉1 beschuldigen ⇒ aanvallen, aantijgen -
12 blame
n. schuld; verwijt--------v. de schuld geven aan, beschuldigenblame1[ bleem] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kritiek ⇒ afkeuring, veroordeling♦voorbeelden:put/lay the blame on someone/at someone's door • iemand de schuld geven————————blame2〈 werkwoord〉1 de schuld geven aan ⇒ verwijten, iets kwalijk nemen2 afkeuren ⇒ veroordelen, bekritiseren♦voorbeelden:I don't blame Jane • ik geef Jane geen ongelijk (ik had het ook niet gedaan)we are not to blame • wij kunnen er niets aan doenhe is to blame • het is zijn schulddon't always blame him for everything/don't always blame everything on him • geef hem niet altijd overal de schuld van→ bad bad/ -
13 bring a charge against someone
-
14 bring an accusation of corruption against someone
English-Dutch dictionary > bring an accusation of corruption against someone
-
15 charge someone with theft
charge someone with theft -
16 chargeable
adj. wordt belast met[ tsja:dzjəbl]♦voorbeelden:the costs are chargeable to me • de kosten komen voor mijn rekening -
17 convict
n. gevangene, gedetineerde--------v. veroordelen; beschuldigenconvict1[ konvikt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————convict21 veroordelen ⇒ schuldig bevinden/verklaren2 doen inzien/bekennen ⇒ overtuigen♦voorbeelden: -
18 denounce
v. hekelen, afkeuren[ dinnauns] 〈zelfstandig naamwoord: denouncement〉1 kapittelen ⇒ hekelen, afkeuren2 aan de kaak stellen ⇒ openlijk beschuldigen/aanklagen♦voorbeelden:2 denounce someone as a thief • iemand voor dief uitmaken/van diefstal betichten -
19 finger
n. vinger; (computers - internet) een opdracht dat het mogelijk maakt het e-mail adres van iemand te vinden--------v. aanraken; stelen; bespelen; "vingeren" (in muziek)finger1[ finggə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vinger♦voorbeelden:1 index/middle/ring/little finger • wijsvinger/middelvinger/ringvinger/pinkbe all fingers and thumbs • twee erhanden hebben, erg onhandig zijnburn one's fingers, get one's fingers 〈 Brits-Engels〉 burnt/ 〈 Amerikaans-Engels〉 burned • zijn/zich de vingers branden〈Brits-Engels; informeel〉 get/pull/take your finger out! • laat je handen eens wapperen!〈Amerikaans-Engels; slang〉 give someone the finger • de middelvinger opsteken naar iemand 〈 met de betekenis dat de ander dood kan vallen〉〈 informeel〉 not be able to put/lay one's finger on something • iets niet kunnen plaatsen/kunnen begrijpen/precies kunnen aangevennever/not lay a finger on • met geen vinger aanrakennot lift/move/raise/stir a finger • geen vinger uitstekenpoint the finger at someone • iemand beschuldigen〈 informeel〉 twist/wind someone round one's (little) finger • iemand om zijn/haar vinger winden→ green green/————————finger2〈 werkwoord〉1 betasten ⇒ (met de vingers) aanraken, (be)vingeren♦voorbeelden:1 he was fingering a piece of string • hij zat te spelen/friemelen met een stukje touw -
20 give someone the lie (in his throat/one's teeth)
give someone the lie (in his throat/one's teeth)English-Dutch dictionary > give someone the lie (in his throat/one's teeth)
См. также в других словарях:
Beschuldigen — Beschuldigen, verb. reg. act. für schuldig ausgeben, eine böse Handlung beymessen, mit der zweyten Endung der Sache. Einen des Ehebruches, der Gotteslästerung beschuldigen, ihm dieselbe Schuld geben. Beschuldigen sie mich doch nicht so grober… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
beschuldigen — V. (Mittelstufe) jmdm. oder sich selbst einer Tat bezichtigen, die Schuld an etw. geben Beispiele: Sie wurde der Lüge beschuldigt. Er wird beschuldigt, seine Sekretärin sexuell misshandelt zu haben. Du kannst dich doch nicht immer selbst… … Extremes Deutsch
beschuldigen — ↑inkriminieren … Das große Fremdwörterbuch
beschuldigen — ↑ Schuld … Das Herkunftswörterbuch
beschuldigen — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • anklagen Bsp.: • Zwei Männer wurden festgenommen und des Drogenhandels beschuldigt. • Sie wurde der Hexerei angeklagt. • Beschuldige nicht mich für den Fehler! … Deutsch Wörterbuch
beschuldigen — zur Last legen; Schuld geben; anlasten; bezichtigen; inkriminieren; Schuld zuweisen; ankreiden (umgangssprachlich); verdächtigen; belasten; anschuldigen; … Universal-Lexikon
beschuldigen — be·schụl·di·gen; beschuldigte, hat beschuldigt; [Vt] jemanden (etwas (Gen)) beschuldigen behaupten, dass jemand etwas Negatives getan hat oder an etwas schuld ist <jemanden eines Mordes, des Diebstahls beschuldigen> || hierzu… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
beschuldigen — anklagen, ankreiden, anschuldigen, belasten, bezichtigen, die Schuld geben, die Schuld in die Schuhe schieben/zuschieben, die Schuld schieben auf, unterschieben, unterstellen, verantwortlich machen, vorhalten, vorwerfen, zur Last legen; (geh.):… … Das Wörterbuch der Synonyme
beschuldigen — be|schụl|di|gen ; jemanden eines Verbrechens beschuldigen … Die deutsche Rechtschreibung
beschuldigen — bescholdige … Kölsch Dialekt Lexikon
Beschuldigen — Wen man beschuldigt, der muss antworten. – Graf, 443, 375. Mhd.: Den man darume schuldiget, de moyt darum entworden. (Göschen, 36, 27.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon